Afwijking programma Sociaal domein

Programma Sociaal domein

Primitieve begroting
2017

Begrotings-
wijzigingen
2017

Begroting na wijziging
2017

Realisatie
2017

Verschil
2017

Lasten

Samenkracht en burgerparticipatie

7.106

645

7.751

7.582

169

Wijkteams

4.515

-348

4.166

4.382

-216

Inkomensregelingen

30.652

4.897

35.549

36.293

-743

Begeleide participatie

5.211

-196

5.015

4.911

104

Arbeidsparticipatie

2.932

1.120

4.051

3.590

461

Maatwerkvoorzieningen (WMO)

2.115

-195

1.920

1.925

-5

Maatwerk dienstverlening 18+

10.547

-1.306

9.241

8.916

325

Maatwerk dienstverlening 18-

10.290

2.183

12.473

14.650

-2.178

Geëscaleerde zorg 18+

613

-179

434

514

-80

Geëscaleerde zorg 18-

1.850

0

1.850

1.921

-71

Totaal Lasten

75.831

6.620

82.451

84.684

-2.233

Baten

Samenkracht en burgerparticipatie

800

123

923

1.554

631

Wijkteams

293

-265

28

56

28

Inkomensregelingen

25.983

3.748

29.731

30.485

754

Begeleide participatie

0

80

80

89

9

Arbeidsparticipatie

0

884

884

841

-42

Maatwerkvoorzieningen (WMO)

5

0

5

61

56

Maatwerk dienstverlening 18+

1.500

-670

830

1.044

214

Maatwerk dienstverlening 18-

0

0

0

109

109

Geëscaleerde zorg 18+

0

0

0

0

0

Geëscaleerde zorg 18-

0

0

0

9

9

Totaal Baten

28.581

3.899

32.480

34.247

1.767

Bedragen x € 1.000,-

Toelichting financiën

Het saldo van lasten en baten binnen het programma Sociaal Domein is in totaal € 466.000 nadelig. Hieronder wordt voor de relevante taakvelden ingegaan op de grootste onder- en overschrijdingen.

Samenkracht en burgerparticipatie (€ 800.000 voordeel)
Binnen dit taakveld is aan de baten kant sprake van een aantal voordelen.

De grootste betreft de compensatie die de gemeente heeft ontvangen voor de in 2016 gemaakte kosten ter voorbereiding op de komst van een AZC (€ 220.000 voordeel).

Daarnaast zijn in de tweede helft van 2017 veel meer statushouders gehuisvest dan verwacht. Bij de septembercirculaire zijn voor deze doelgroep middelen toegevoegd aan dit taakveld, echter de ervaring leert dat de baten bij deze doelgroep enigszins voor de lasten uitgaan (€ 160.000 voordeel). De kosten voor het participeren en integreren van de groep statushouders die in het tweede halfjaar is ingestroomd worden grotendeels in 2018 verwacht en zullen bij de 1e tussentijdse rapportage 2018 in beeld worden gebracht. Overigens meldt de decembercirculaire ook een additioneel voordeel (€ 140.000 voordeel op taakveld 0.7) op de middelen voor deze doelgroep (zie Taakveld 0.7 - algemene dekkingsmiddelen). In 2017 zijn per saldo dus € 300.000 aan middelen voor deze doelgroep nog niet besteed.

De kosten voor de in 2017 ingevoerde collectieve vervoersvoorziening vallen lager uit dan geraamd (€ 100.000 voordeel). De collectieve vervoersvoorziening wordt gefinancierd uit regionale gelden, aangevuld met gemeentelijke bijdragen. Doordat Den Haag nauwelijks gebruik heeft gemaakt van de voorziening zijn er regionaal minder kosten gemaakt. Hierdoor valt de gemeentelijke bijdrage in de kosten lager uit.

De volgende middelen zijn in 2017 nog niet tot volledige besteding gekomen en zullen bij de 1e tussentijdse rapportage worden overgeheveld naar 2018:

  • De middelen voor bewonersinitiatieven (€ 55.000 voordeel) zijn niet volledig besteed. De afspraak is dat het bedrag 2 jaar beschikbaar blijft, en zal dus bij de 1e tussentijdse rapportage 2018 worden overgeheveld.
  • Middelen ter versterking van de aanpak dementie zijn in 2017 nog niet besteed, en zullen in 2018 worden ingezet (€ 70.000 voordeel).
  • De onderhandelingen over de koop- en erfpachtovereenkomst met de Stichting Rusthout zijn in het eerste kwartaal 2018 afgerond. In 2018 kan de subsidie aan Stichting Rusthout ten behoeve van de aankoop van de opstallen en afkoop van het erfpacht ook worden verstrekt (€ 71.500 voordeel).
  • De middelen harmonisatie kinderopvang worden in 2018 besteed aan de overgangsregeling subsidie peuteropvang (€ 75.000 voordeel). De nieuwe subsidieregeling gaat namelijk pas in 2018 van start.
  • De extra middelen voor LHBT-beleid komen pas in 2018 tot een besteding (€ 30.000 voordeel).


Wijkteams (€ 200.000 nadeel)
Door het toegenomen aantal jeugdigen in zorg zijn extra uitvoeringskosten gemaakt (€ 200.000 nadeel).

  • Het eigen risico van de vangnetregeling BUIG is hoger dan geraamd (€ 400.000 nadelig). Dit is in november gemeld aan de raad.
  • Het openstaande debiteurensaldo voor de Bijzondere Bijstand aan Zelfstandigen (BBZ) is in 2017 afgenomen. Dit betreffen leningen welke voor 75% worden gefinancierd door het Rijk. De (terug)betalingsverplichting van de gemeente aan het Rijk neemt af omdat deze bepaald wordt op basis van het afgenomen saldo debiteuren (€ 80.000 voordeel). Daarnaast heeft de gemeente in 2017 te maken gehad met minder oninbare vorderingen waardoor in tegenstelling tot de voorgaande jaren er in plaats van een storting in de voorziening een deel kan vrijvallen (€ 85.000 voordeel). Tot slot zijn er meer baten vanuit de kapitaalverstrekkingen dan op basis van de normsystematiek van het Rijk te verwachten was. Afwijkingen ten opzichte van de normsystematiek voor de kapitaalverstrekkingen worden niet verrekend met de Rijksbijdrage (€ 50.000 voordeel).
  • Er is sprake van een voordeel op minimabeleid voornamelijk door hogere terugvorderingen (€ 190.000 voordeel) op de bijzondere bijstand. Daarnaast is er een restant van de middelen voor armoedebestrijding kinderen (€ 100.000 voordeel). Met de verruiming van de minimaregelingen vanaf begin 2018 (uitwerking sociale conferentie) is een piek in de uitgaven 2018 te verwachten voor de aanvragen voor de computer- en tabletregeling. Deze kosten kunnen worden opgevangen vanuit de resterende middelen 2017. Bij de 1e tussentijdse rapportage zullen de resterende armoedebestrijdingsmiddelen worden overgeheveld naar 2018.
  • Tot slot zijn er hogere kwijtscheldingen op de gemeentelijke riool- en afvalstoffenheffing dan geraamd. Dit gaat gepaard met hogere uitvoeringskosten (per saldo € 140.000 nadeel).


Begeleide participatie (€ 100.000 voordeel)
Er zijn met name voordelen op beschut werken:

  • Op nieuw beschut werken is vanaf 2017 indicatiestelling ingegaan. Het UWV heeft minder indicaties beschut werk afgegeven dan waarop in de begroting was gerekend. Daardoor zijn minder cliënten op een beschutte werkplek ondergebracht en minder begeleidingskosten gemaakt (€ 40.000 voordeel).
  • In 2017 is alternatief beschut werk van een pilot omgezet naar regulier beleid. Alternatief beschut werk wordt ingezet om de mogelijkheden van kandidaten op de werkvloer in beeld te krijgen. Daarnaast kan alternatief beschut werk worden ingezet als er een wachtlijst is voor beschut werk. In 2017 is er geen sprake geweest van een wachtlijst beschut werk en is alternatief beschut werk niet ingezet om de wachttijd tot een beschikbare beschut werkplek te overbruggen (€ 40.000 voordeel).


Arbeidsparticipatie (€ 400.000 voordeel)
In de jaarrekening 2016 was sprake van onvoorziene overschrijdingen op het budget arbeidsparticipatie. Om meer grip te krijgen heeft in 2017 de focus vooral gelegen op het financieel beheersbaar houden en is stevig ingezet op budgetbewaking. Dit heeft er o.a. toe geleid dat minder is ingezet op de duurdere trajecten als loonkostensubsidie (€ 200.000 voordeel). In 2018 zal de focus worden verlegd naar de effectiviteit van de ingezette voorzieningen. Een nader onderzoek naar de effectiviteit van re-integratiemiddelen zal begin 2018 worden opgeleverd.

Daarnaast zijn de ESF-middelen niet volledig nodig geweest ter dekking van de extra personeelslasten en de opgestarte projecten (€ 50.000 voordeel). Tot slot zijn er minder kosten gemaakt voor naleving en handhaving (€ 70.000 voordeel).

Het actieplan jeugdwerkgelegenheid is uitgevoerd tegen lagere lasten. Daarnaast is er sprake van een voordeel uit voorgaande jaren voor de afrekeningen van de uitvoeringskosten met andere gemeenten (€ 75.000 voordeel)


Maatwerk dienstverlening 18+ / WMO (€ 500.000 voordeel)

Op het onderdeel verrekening eigen bijdragen zit per saldo een nadeel van afgerond € 100.000. Dit betreft een voordeel van € 200.000 aan de batenkant en een nadeel (terugbetaling voorgaande jaren) van € 300.000 aan de lastenkant.

Aan de lastenkant vallen de kosten voor begeleiding mee. De stijgende trend was te hoog ingeschat ten tijde van de 2e tussentijdse rapportage 2017 (€ 330.000 voordeel).


De kosten voor huishoudelijke ondersteuning liggen in lijn met de inschattingen in de 2e tussentijdse rapportage 2017, maar de definitieve afrekening van de dienstenvouchers (HHT 2016) en resultaten voorgaande jaren zorgt in 2017 voor een incidentele meevaller (€ 150.000 voordeel).

De kosten voor hulpmiddelen vallen door de aanspraak op regresrecht lager uit (€ 45.000 voordeel). Het regresrecht stelt gemeenten in staat de kosten voor Wmo-voorzieningen te verhalen op een derde bij wettelijke aansprakelijkheid, in het geval van een ongeval dat tot de beperkingen heeft geleid.

Het project Sociale kaart in het kader van Preventie schuldhulpverlening start pas in 2018 (€ 50.000 voordeel) omdat het betrekken van maatschappelijke partners meer doorlooptijd in beslag neemt.

Ook het innovatiebudget WMO is in 2017 niet besteed en zal in 2018 worden ingezet ten behoeve van kwaliteitsverbeteringen (€ 45.000 voordeel).

Jeugdzorg (€ 2.200.000 nadeel)
Betreft taakvelden 'Maatwerk dienstverlening 18-' & 'Geëscaleerde zorg 18-'


Doordat de jeugdhulp dichterbij de jeugdige is georganiseerd, komen er meer kinderen vroegtijdig in beeld en hierdoor neemt het aantal kinderen welke jeugdhulp ontvangt toe. Deze trend wordt zowel lokaal, regionaal als landelijk gezien. Een gelijkwaardige ontwikkeling is ook gesignaleerd in Denemarken waar een gelijksoortige stelselwijziging heeft plaatsgevonden. Dit wordt ook wel het boeggolfeffect genoemd; in Denemarken was sprake van een stijging in de eerste 7 jaar. Pas daarna zag men een significante afname van het jeugdhulpgebruik.

In de tweede tussentijdse rapportage is een winstwaarschuwing afgegeven van een mogelijk tekort op de jeugdzorguitgaven. Inmiddels bevestigen actuele prognoses dit beeld. In 2017 is het aantal jeugdigen in de jeugdzorg In Leidschendam-Voorburg met circa 11 % toegenomen t.o.v. 2016. Dat sluit aan bij de landelijke en regionale autonome groei. De uitgaven voor Leidschendam-Voorburg liggen ca. 10% hoger dan 2016, mede veroorzaakt door tariefstijgingen in verband met het regionale besluit tot indexering. Regionaal zijn de uitgaven in 2017 met circa 11% gestegen t.o.v. 2016.

Ondanks de volumestijging en indexering, stijgen de uitgaven maar met 10%. De gemiddelde kosten per jeugdige dalen dus t.o.v. 2016. De groei in jeugdhulp leidt tot een nadeel van circa € 2,2 mln. (inclusief uitvoeringskosten) in 2017. Dit zal ook structureel doorwerken. In de programmabegroting 2018 is de autonome ontwikkeling van de jeugdzorguitgaven in de risicoparagraaf reeds genoemd voor een bedrag van € 2,0 mln. De VNG is nog in gesprek met het Rijk over landelijke compensatie van de autonome groei van 2017 en 2018.